Corona Kilo’s

Corona kilo’s, dat is voor mij het woord van het voorbije jaar. Alle mogelijkheden om te bewegen en te sporten vielen weg waardoor ook onvermijdelijk je gemoed begint te zakken. In november van 2020 zat ik dan ook diep.






Door het gebrek aan beweging had ik veel meer last van mijn lichaam. Ik had meer pijn, meer en hardere spasmen en een algemeen gevoel van onbehagen. Ik had op dat moment al een aantal maanden geen face to face contact meer gehad met mijn vrienden en zelfs mijn therapieën waren teruggeschroefd in de naam van veiligheid en gezondheid. Toch was er niets veilig of gezonds aan die situatie.

Omdat ik me steeds slechter voelde was het ook steeds moeilijker om me te houden aan alle afspraken die ik met mezelf had gemaakt rond eten en drinken. Het vegetarisch dieet maakte plaats voor buckets vol met kippenbouten, mijn groenten maakte plaats voor frieten en mijn nul caloriewater met een smaakje werd steeds vaker vervangen door energydrinks.


Ik moet je dus niet vertellen dat ik serieus wat ben bijgekomen in het afgelopen jaar. Het is zo erg geworden dat ik van de meeste vrienden en kennissen die ik eindelijk terug zie na alle lockdowns wel ergens een opmerking of mopje krijg in verband met mijn gewicht, en terecht.

Twee weken geleden kreeg ik mijn tweede vaccin en op dat moment ging er in mijn hoofd een belletje rinkelen. “Ik ben weer vrij!” Dacht ik, daarna direct gevolgd door “oei, ik ga weer buiten komen en ik zie er zo uit!”. Ik informeerde direct wanneer mijn ploeg weer met rolstoel rugby zou starten. Jammer genoeg is er een zomerstop en starten ze pas terug in september. Lap, mijn enigste vorm van sport valt dus al weg om mijn gewicht terug op een acceptabel niveau te krijgen. Het enige wat ik dus direct kon doen was terug op mijn eten letten.

Het is toen dat ik me ook realiseerde hoe erg ik me had laten gaan. Ik volgde geen enkele regel meer die ik voor de pandemie had afgesproken met mijn diëtiste. Ik ga niet liegen, de voorbije twee weken waren echt moeilijk. Geen snoep, geen snacks, geen ongezonde drankjes en meer groenten en fruit, het klinkt simpel maar in de realiteit is het echt moeilijk om honger en goesting te negeren. Gelukkig gaat het elke dag beter en op dit moment lukt het me aardig om me aan de regels te houden.

Achteraf lijkt al dat ongezonde eten een slechte en domme beslissing, maar als je zelf met gelijkaardige gedachten zit vergeet dan niet dat je een wereldwijde pandemie niet moet onderschatten en als bepaalde ongezonde zaken jou de moed, troost en kracht gaven die je nodig had om door de pandemie te geraken, wees dan niet te streng voor jezelf achteraf.

Gebruik net zoals mij die tweede inspuiting als een startsignaal om te beginnen bouwen aan wie je wil zijn wanneer de pandemie echt voorbij is.

Groetjes,
S.

Kermis

Wanneer ik deze column schrijf, is de euforie na de eerste lockdown volledig weggeëbd. Het aantal besmettingen klimt opnieuw significant. Ik las in de krant: ‘de Belg is Corona-moe, de teugels worden gevierd. Voor het virus is het momenteel kermis’.





Ik heb vlak voor de beruchte lockdown een kermis bezocht. Dit was met gezonde tegenzin. Ik ben, in tegenstelling tot het virus, geen liefhebber van kermissen. Vroeger niet en al zeker nu niet, wanneer het verschil tussen kermisganger en -attractie flinterdun is geworden. Maar wanneer de smeekbede van mijn kinderen luid weergalmt, delf ik zoals steeds het onderspit.

En daar bevonden we ons, te midden van hyperactieve fluo-lichten, opzwepende disco muziek en de geur van frieten en oliebollen. ‘Allez, allez, rouler’, weerklonk scherp uit een luidspreker. Ik voelde me spontaan aangesproken, en maakte dat ik wegkwam.

Na goed een uur kermis, waarbij de kindjes achtereenvolgens eendjes gevangen, meer dan één flosj veroverd en zich tot koning en koningin van het spiegelpaleis gekroond hadden, kwamen ze me tegemoet gelopen. ‘Nu willen we iets met jou doen, papa’, drongen ze aan. Ik ging er vanuit dat er geen kermis attracties bestonden voor mindervaliden en sprak dan ook mijn vrees uit. ‘Jawel papa, we hebben iets gevonden waar je binnen kunt’, riepen ze vol enthousiasme. Ik kon uiteraard mijn geluk niet op en forceerde een glimlach. ‘Wat scheelt er papa, je hebt precies op een citroen gebeten’, zei de jongste.

De toegankelijke attractie bleek een zogenaamd ‘lunapark’ te zijn. Voor de, net als ik, onwetenden: een lunapark is een veel te kleine ruimte, volgestouwd met spelautomaten. Een ruimte met irriterende, flikkerende lichtjes en psychotische geluidjes, waaronder een virtuele bodemloze kist ligt waarin al het uitgegeven geld van alle aanwezigen onvermijdelijk in terecht komt. En blijkbaar staan er in deze ruimte ook ‘grijpmachines’ met knuffels en allerhande prullaria. De door jaren aan het blootgestelde licht verkleurde knuffels konden niet verhullen dat ze al een eeuwigheid in hun kooi waren opgesloten. Maar toch moesten het deze knuffels zijn, aldus mijn kinderen. Ze nestelden zich beiden op mijn schoot en hielden euro’s in de aanslag.

Na een tijdje vruchteloos proberen, waarbij de knuffel telkens op het laatste nippertje uit de veel te slappe grijper glipte, zei de oudste plots: ‘zeg papa, die grijpers doen me denken aan jouw handen’. Ik schrok van zijn opmerking. Maar al snel moest ik ootmoedig toegeven dat er een grond van waarheid in zijn redenering lag. Zo hebben ze me al ettelijke keren zien proberen en mislukken om bijvoorbeeld een pen van tafel te grijpen. ‘Als je iets echt wil in het leven, moet je ervoor gaan en blijven proberen tot het lukt’, was steeds mijn vaderlijk antwoord. Zo, dacht ik dan zelfvoldaan. Weer een mooie levensles bijgeleerd. Niets deed toen vermoeden dat deze uitspraak maanden later als een boemerang in mijn gezicht zou terugkeren. 

De lading overhandigde euro’s was ondertussen opgebruikt. Uiteraard zonder resultaat, behalve dan twee beteuterde gezichtjes. ‘Je kan niet alles hebben in het leven’, schudde ik opnieuw een levenswijsheid uit mijn mouw. Ik was op dreef en stond op het punt om de kermis definitief vaarwel te zwaaien.

Maar dat was zonder mijn kroost gerekend. ‘Papa, we willen die (afgeleefde, verkleurde) knuffels echt graag’, smeekten ze synchroon. ‘En had jij ons niet verteld dat als je echt iets wil in het leven,…’. En daar zat ik schaakmat te wezen. Sprakeloos liet ik ze mijn laatste euro’s ontfutselen. Wonder boven wonder vingen ze nog raak ook, verdorie.

Ik kwam van een koude kermis terug. Nu het virus nog.

Ivan T.


Chronische lockdown

In juni blogde ik over hoe ik als chronische zieke en hulpbehoevende (wat haat ik dat woord trouwens…) omging met de lockdown en hoe mijn 1ste ziekenhuisopname verliep tijdens die periode. Intussen zijn we alweer 2 maanden verder en is er veel gebeurd. Eén constante loopt echter door ieders zomer: corona.



Toen we op 4 februari het 1ste positieve geval van corona hadden in België had niemand van ons kunnen vermoeden dat dat ‘nieuwe Chinese griepje’ onze maatschappij vandaag nog steeds in zijn greep zou hebben. Gemotiveerd ging ik in maart in lockdown. Twee weken rust leek me eigenlijk niet eens zo slecht want ik had net een heel drukke periode achter de rug. Mijn huisarts peperde me in dat ik extra voorzichtig moest zijn omdat ik een hoog risicoprofiel heb. Even geen familiezorg, iedereen die binnen moet zijn die draagt een masker en liefst ook een schort en handschoenen. Handgel in elke kamer. Mijn moeder mocht zelfs even niet werken omdat ze te veel risicocontacten zou hebben en mij zo zou kunnen besmetten gezien we in een kangoeroewoning wonen.

Intussen zijn we bijna september. We kregen versoepelingen, een tweede golf, verstrengingen, en nu terug wat versoepelingen. Het is te zeggen: de meeste mensen krijgen versoepelingen. Ik krijg namelijk steeds te horen: ‘maar voor jou telt dat niet, jij moet extra voorzichtig blijven’. Stilaan voel ik me een beetje behandeld zoals de mensen in de woonzorgcentra. Anderen beslisten (met erg goede bedoelingen uiteraard) wat het beste voor me was.

En plots had ik het gehad. Ik had er genoeg van. Genoeg van alles: het constante ziek zijn, het voelen dat mijn mogelijkheden steeds meer opschuiven naar beperkingen, de hitte, het geklaag en gezaag van half Vlaanderen over dat ze maar met 5 in hun zwembad mogen,… Zo ben ik normaal niet. Iedereen heeft wel eens een dipje natuurlijk, maar over het algemeen ben ik echt een positief ingesteld persoon. Een tegenslag kan me even uit het lood slaan, maar ’s anderendaags ga ik er meestal weer tegenaan. Nu niet. Geen goesting. Zo kan ik het, het beste omschrijven: nergens goesting in. Geen zin. Geen zin-geving eigenlijk. Wat had mijn leven nog voor zin op deze manier? Dagelijks verbijt ik de pijn, negeer ik de vermoeidheid, probeer ik me niet te frustreren over mijn beperkingen, kom ik mijn bed uit en begin ik aan mijn dagtaken: verzorging, kine, doktersbezoeken, infuusjes,… Waarom?

Net toen kwam ik deze Chinese wijsheid tegen.

Plots ging het licht aan in mijn hoofd. Wat was het dat me daarvoor in staat stelde om door te gaan? Waarom hield ik vol? Omdat ik momenten had om me aan op te trekken. Kleine geluksmomentjes waarop ik kon teren tijdens de beproevingen die mijn ziekte oplegde. Die geluksmomentjes zijn niet eens de ervaringen op zich, maar wel het feit dat ik ze samen met iemand doormaakte. Een uitstapje, een terrasje, een theater, concert, film, festival, barbecue, boswandeling… in aangenaam gezelschap.

Ik besloot dat ik niet langer onder een glazen stolp wou leven. Want wat is mijn leven waard? Gaat het over kwantiteit of kwaliteit? Als je het mij vraagt, zeker en vast het tweede! Een mens is een sociaal wezen. Enkele dagen later zag ik voor het eerst sinds februari (!) mijn beste vriending. Op het terras buiten, op voldoende afstand. We kletsten honderduit boven een pak friet van de frituur. We lachten om onze beperkingen en luchtten ons hard over de laatste maanden. En ik voelde de energie opborrelen, de goesting om door te gaan. Ik had de sleutel gevonden om mijn nakende depressie te overwinnen.

Sindsdien probeer ik terug kleine plannen te maken. Plannen die nog steeds binnen alle nodig maatregelen vallen, maar die niet meer extra streng zijn omdat ik een risicopatiënt ben. Neem ik daarmee een risico? Ja, natuurlijk. Ik weet dat covid voor mij bijna zeker fataal zou aflopen. Maar een vaccin laat waarschijnlijk nog maanden op zich wachten. Als ik daarop moet wachten, wordt misschien een andere infectie me al fataal. Wat een zonde dan, dat ik me al die maanden ervoor heb opgesloten? Bovendien nemen mijn beperkingen toe. De cruise die ik in mei moest annuleren omwille van covid zal ik niet meer opnieuw kunnen plannen omdat er inmiddels nieuwe medische problemen zijn opgedoken die dit onmogelijk maken. Ik moet nu leven, nu genieten. Voorzichtig, maar niet paranoïde. Dat is een weloverwogen keuze waar ik erg tevreden mee ben.

Hoe staan jullie als risicopatiënt tov de maatregelen? Of hebben jullie iemand in jullie omgeving die je extra wil beschermen? Hoe doe je dat en sta je dan ook stil bij de levenskwaliteit van die personen? Vinden jullie sommige regels te streng of juist erg nodig?



LAAT HET VOOR DE LIEFDE ZIJN

Beste vrienden, lieve familie en alle andere lezers.
Uit mijmeringen tijdens slapeloze nachten, koken en haken, wandelen in de natuur, …. . Van inspiratie uit luisteren en lezen ontsproot dit gedicht. Voor jullie :






Het regent tranen binnen in mijn hart
’T is die rare toestand die me zo verwart
We zitten samen thuis, maar we zijn alleen
Missen vrienden en familie om ons heen
Op straten en in scholen is het stil
Maar wat ik eigenlijk alleen maar zeggen wil
Samen sterk, ieder op zijn domein
Dan krijgen we dat vieze beestje klein

Ziekenhuizen liggen overvol
In vele landen eis jij een hoge tol
Handen wassen, niezen in de elleboog
Dagelijks luisteren naar een viroloog
Iedereen die steekt een tandje bij
We staan in deze crisis zij aan zij
We houden heel wat afstand van elkaar
Geen bezoek, niet weg, ja het is raar

Rond speeltuinen hangt een rood-wit lint
Toch is er iets dat ons verbindt
Hij speelt piano, een koor dat samen zingt
Applaus dat dagelijks door de straten klinkt
Als gewone dingen niet gewoon meer zijn
Besef je hoe bijzonder gewone dingen zijn
Maar lieve mensen, hou vol, hou moed
Op een keer gaat alles weer goed

En is deze vreemde toestand ooit gedaan
Leef vrij en geniet maar denk eraan
Ontsnap aan die ratrace af en toe
Besteed meer tijd in wat het hem doet
Samen zijn met hen die je graag ziet
Samen lachen en huilen, vreugde en verdriet
Samen eten en drinken, lachen en spelen
Kortom, véél véél meer, met elkaar delen!

Berte

Het leven zoals het is op de planeet mars…

Vorige week konden jullie lezen hoe ik mijn leven probeerde te herorganiseren met het oog op de coronapandemie. Ik probeerde zoveel mogelijk ‘in mijn kot’ te blijven. De anderen die bij me moesten langskomen voor mijn broodnodige hulp probeerden zoveel mogelijk beschermingsmateriaal te gebruiken. En dan gebeurde toch het onvermijdelijke:


Mijn blaas en nieren strooiden roet in het eten. Hoge koorts en veel pijn… de huisarts probeerde het nog even met extra medicatie thuis maar na enkele dagen is een opname in het ziekenhuis voor infuusbehandeling toch onvermijdelijk…

Met een klein hartje wend ik mij naar de spoedgevallendienst. Het ziekenhuis is nu echt wel dé plek die je wil vermijden als er een epidemie woedt. Mijn moeder moet me met mijn bagage achterlaten aan het onthaal. Geen knuffel of kus, geen aai over mijn bol. Een elleboogstoot kan er nog net vanaf en dan zie ik haar naar huis vertrekken zonder enig idee of en wanneer ik haar terugzie. Ik word in spoedafdeling voor corona-verdachten opgenomen, omdat ik hoge koorts heb. Ik zie enkel marsmannetjes om me heen: schorten, haarkapjes, maskers, brillen, spatborden… Gelukkig schrijven de meesten hun naam op hun haarkapje zodat je enigszins weet wie je aan het verzorgen is. Zelf ben ik op dit moment niet aan corona aan het denken. Ik heb immers zo vaak een urosepsis doorgemaakt dat ik de symptomen snel herken. Toch krijg ik een coronatest en word ik opgenomen op de ‘pre-cohort’. Daar verblijft elke patiënt in quarantaine tot er zekerheid is of er sprake is van coronabesmetting of niet.


Onder elkaar spreekt het personeel van een ‘vuile’ en een ‘propere’ afdeling, een beetje ongelukkig qua woordkeuze vind ik dat. Twee dagen zie ik alleen marsmannetjes. Ze komen alleen je kamer binnen als het echt nodig is voor medicatie of verzorging, want het omkleden is zo tijdrovend. Ook ik probeer hen niet onnodig extra binnen te roepen. Zaken zoals een fles water of een doos tissues probeer je te vragen op het moment dat ze toch binnen moeten zijn met medicatie. Bezoek kan uiteraard niet. Vanuit mijn raam zie ik mijn achtertuin. In vogelvlucht is het geen 500m ver. Nog nooit voelde het zo veraf.

Af en toe gaat de gedachte door mijn hoofd: ‘wat als ik toch positief test, maar nog geen symptomen had?’. Enkele dagen daarvoor had ik daarover een gesprek met mijn huisarts. Wat als… ? Iemand met een erge longziekte zoals ik heeft een erg slechte prognose als corona toeslaat. Bovendien besliste ik al een hele tijd geleden dat ik niet beademd of gereanimeerd wil worden. Dat heeft natuurlijk consequenties. Netjes zette ik alles op papier: als zou blijken dat ik aan corona lijd, zou ik terug naar huis keren en daar mijn kans wagen. Ik mag er niet aan denken alleen te sterven in het ziekenhuis. Maar nu ik om andere redenen opgenomen ben, lijkt het alsof die keuze plots niet meer aan de orde is. Ik probeer de gedachten uit mijn hoofd te verjagen en hou me bezig met slapen, tv kijken en vooral veel videobellen. Lang leve videobellen!


Pas nadat ik 2 negatieve testen heb (oef!) met 24u tussen mag ik overgebracht worden naar een ‘gewone’ of ‘propere’ afdeling om verder te herstellen. Eindelijk zie ik weer wie me verzorgt! Nog steeds mondmaskers en handschoenen natuurlijk. Het personeel is immers niet getest en kan zonder het te weten drager zijn van het virus. Ze moeten ten allen tijde vermijden een patiënt te besmetten. En toch lijken alle verpleegkundigen in deze periode net iets meer betrokken, iets meer bewust van wat het betekent om ziek en afhankelijk te zijn. Deze gekke periode maakt iedereen wat meer bewust van wat echt belangrijk is in het leven: menselijk contact, samen zijn, een liefdevolle aanraking…

Nog eens twee dagen later ben ik genoeg hersteld om over te schakelen op antibiotica in tabletten. ‘Zo snel mogelijk naar huis nu, voor je iets anders onder de leden hebt!’, waarschuwt mijn urologe me. Dat moeten ze me geen twee maal zeggen. Enkele uren later zit ik in mijn rolstoel naast mijn bagage aan het onthaal, waar ik opgehaald mag worden. Geen welkomstknuffel natuurlijk, maar een opgeluchte glimlach tussen mijn vader en ik die alles zegt!

Sien



Heb jij te maken gehad met ziekenhuisconsultaties of een opname tijdens deze periode? Had je een ingreep gepland en kon die doorgaan? Heb jij nagedacht over de gevolgen van een besmetting in jouw geval?